Alleen maar verliezers
Wij werden gevraagd om een onderzoek in te stellen naar de beschuldiging van verkrachting door een medewerker van een zorginstelling bij een ex-cliënte in haar woning. Tijdens het onderzoek kwamen er diverse feiten op tafel. Na het bestuderen van correspondentie, documenten en gesprekken met verschillende collega’s, politie en andere betrokkenen rond deze beschuldiging, stelden wij het volgende vast.
- Er was jaren geleden een relatie ontstaan tussen de medewerker en de klaagster -een toenmalige cliënte- van de instelling. Zij was daar voor een revalidatietraject van 6 weken.
- Deze (seksuele) relatie tussen haar en deze (getrouwde) man zette zich in het geheim voort na de behandeling. Na een aantal maanden verbrak de man de relatie tot grote teleurstelling van de vrouw. Zij heeft na een half jaar –nadat zij verschillende pogingen had ondernomen om de man weer voor haar te winnen- een klacht ingediend.
Deze medewerker is toen bevraagd door de werkgever. Hij bekende deze relatie te hebben gehad –stelde dat hij bij aanvang van de relatie niet wist dat zij nog in behandeling was.
Hij is hierop berispt, de Inspectie is aanvullend geïnformeerd en mevrouw is over de afhandeling van haar klacht bericht. Opmerkelijk was dat zij toen aangaf dat haar klacht te zwaar was opgenomen en dat de man te hard was aangepakt. Zij hield nog van hem, zo zei ze.
Na ruim anderhalf jaar was de vrouw (slachtoffer) nog steeds verward, teleurgesteld en verdrietig over het feit dat de relatie was verbroken. Zij sprak met verschillende mensen –waaronder ex-cliënten- in haar omgeving en heeft toen verteld dat zij door de man bij hun laatste ontmoeting was verkracht. Deze informatie werd bekend bij het instellingsbestuur.
- Mevrouw was door haar eerdere klacht bekend en werd uitgenodigd voor een gesprek bij de zorginstelling. Zij bevestigde de beschuldiging, maakte haar klacht formeel en had inmiddels een gesprek gehad bij afdeling Zedenzaken van de politie.
- De betrokken medewerker werd toen hangende het onderzoek op non-actief gesteld en de Inspectie voor de volksgezondheid werd formeel geïnformeerd over deze stap.
In ons onderzoek is onder meer tweemaal met deze mevrouw gesproken -in bijzijn van haar professionele ondersteuning- en het was duidelijk dat zij nog vol verdriet maar ook woede zat.
Zij bleek intussen de echtgenote van de man telefonisch meerdere malen te hebben benaderd en heeft –wellicht uit radeloosheid- de term verkrachting gebruikt bij kennissen. Na intensieve gesprekken kon uiteindelijk mevrouw niet anders stellen dan dat zij zich verkracht voelde, maar dat dit in feite niet plaatsvonden had.
De betreffende medewerker bleek in het onderzoek tijdens de behandeling van de eerste klacht wel op de hoogte te zijn geweest van het feit dat mevrouw op dat moment nog in therapie was.
Hoewel hij gezuiverd werd van de beschuldiging van verkrachting was deze leugen voor de organisatie onvergeeflijk en werd de arbeidsovereenkomst beëindigd.